Compensatie van God
Het is zondag
middernacht en ik heb net een Koude Gekookte Aardappel gegeten.
Nooit zal ik erin
slagen ook maar een tiende van mijn waardering voor een Koude Gekookte
Aardappel op papier te zetten.
Een Koude Gekookte
Aardappel is altijd een onvoorzien voorval en dat is meteen ook de
voornaamste charme ervan.
Het is fijn om een
poëziebundel te ontdekken op een vensterbank. Het is fijn om
verrast te worden door een blokje chocolade in een handschoenenkistje.
Het is fijn om
onverhoeds op een geel appeltje te stuiten. Het is fijn om onverwachts
een brief van Jane Gillmore in de bus te krijgen. Het is fijn om een
reservevoorraad zijden kousen vanonder een sofakussen op te diepen. En
bovenal is het fijn om om middernacht een Koude Gekookte Aardappel aan
te treffen op een plank in de voorraadkamer.
Ik hou van kaviaar bij
de lunch. En ik hou van hertenvlees bij het diner, donker en bloederig
en rijk. En ik hou van passievol bubbelende champagne in een glas met
holle steel op nieuwjaarsdag. En ik hou van moerasschildpad. En ik hou
van Frans-Canadese wildpastei. En van artisjokken en druiven en
zilveruitjes. Maar niets heeft de eigenaardige gnoomachtige charme van
een Koude Gekookte Aardappel om middernacht.
Ik kan me geen
situatie voorstellen waarin ik om middernacht niet de voorkeur zou
geven aan een Koude Gekookte Aardappel. Al had ik een gebroken arm: al
lag er een dode echtgenoot in de kamer naast me: al deed zich acuut een
wereldramp voor: al was er een dief in huis: al had ik een door en door
depressieve dag achter de rug: al stonden God en het geluk zelve op de
deur te bonzen: als ik om middernacht een Koude Gekookte Aardappel had
liet ik ze stuk voor stuk even voor wat ze waren.
In mijn verstilde
leven lees ik graag Keats’ Nachtegaal. Denk ik graag terug
aan hoe Caruso Celeste Aïda zong in de Metropolitan Opera.
Kijk ik graag naar de betoverend blonde Blanche Sweet op het witte
doek. Voel ik graag het zomermaanlicht op mijn oogleden. En ben ik
ontwapenend tevreden met een Koude Gekookte Aardappel om middernacht.
Tevredenheid is me van
alle gevoelens het vreemdst, maar dat is precies wat ik voel met een
Koude Gekookte Aardappel om middernacht.
Sommige dingen winden
me op. Sommige drijven me tot warrige waanzin. Sommige verheffen me.
Sommige verlagen me. Sommige versterken en verlichten me. Sommige doen
pijn, pijn, pijn. Maar ik voel me noch opgewonden, waanzinnig,
verheven, verlaagd, versterkt, verlicht of gepijnigd, slechts verzadigd
en vetgemest door een Koude Gekookte Aardappel om middernacht.
Ik sta in de
deuropening van de voorraadkamer tegen de deurpost geleund met een
piepklein glazen zoutvaatje in de ene hand en de verrukkelijke
donkerroze Koude Gekookte Aardappel in de andere. En ik strooi er zout
over en ik peuzel, peuzel, peuzel. En ik zeg luidop: ‘Mmm,
wat heerlijk!’
Ik was dol op Koude
Gekookte Aardappel toen ik vierentwintig was. Ik was er dol op toen ik
zeventien was. Ik was er dol op toen ik twaalf was. Toen ik drie was,
klom ik over taartdozen in de hoop er één te
vinden. En nu, in de volle bloei van het mezelf zijn, voel ik me
volverzadigd met een Koude Gekookte Aardappel om middernacht.
Een Koude Gekookte
Aardappel — om middernacht smaakt hij naar kastanjes, de
eerste vorstgekuste kastanjes in het bos: en hij smaakt naar regenwater
en naar zout en naar rozen: hij smaakt naar jonge wilgenbast en naar
aarde en naar grashalmen: hij smaakt naar de zon en de wind en naar een
soort naamloos smakerijtje afkomstig van de zomerse heuvelflank waar
hij uit voortkwam: hij smaakt, om middernacht, zo op en top naar Koude
Gekookte Aardappel.
Een kostbare
perzikkleurige orchidee, een antieke spinragachtige kanten zakdoek, een
tere paarse vlinder, een smaragdgroene armband: Ik zou ze me allemaal
op bedeesd-begerige wijze toe-eigenen. Maar als een wildeman stort ik
me om middernacht op een Koude Gekookte Aardappel.
Een Koude Gekookte
Aardappel doet me denken aan de boeken van Dickens waarin voedsel zo
vaak koud genuttigd wordt en steeds zo hartig smaakt — zoals
de ‘wildernis van koude aardappelen’ die de
markiezin krijgt voorgeschoteld door Sally Brass. En hij doet me denken
aan dat toneelstuk van Rip Van Winkle — ‘geef deze
kerel een koude aardappel en laat hem gaan’. En hij doet me
denken aan Hamlet — misschien zit hij wel in de pasteien van
dat lijkmaal. En hij doet me denken aan Robin Hoods vrolijke
volgelingen, en Huckleberry Finn, en de pelgrims van Canterbury, en de
verloren zoon, en al die schilderachtige reizigers. Hij doet me denken
aan de armen als kleurrijk ras, omhuld met hongerige romantiek. Hij
herinnert me eraan dat het leven vol leven is — rijk en
vruchtbaar en evolutionair en kosmisch: weinig voelt zo kosmisch aan
als een Koude Gekookte Aardappel om middernacht. Al peuzelend krijg ik
zin om op een zuidelijk gerichte heuvelflank een veld vol aardappels te
poten en ze helemaal zelf te schoffelen en te rooien: en ze allemaal
aan de armen te geven op één na die ik Kook om
Koud op te eten om middernacht.
Ik moet barsten van de
honger om zin te hebben in een Koude Gekookte Aardappel, maar eenmaal
ik honger heb, spreekt geen denkbaar brokje voedsel me meer aan om
middernacht. Warm is diezelfde aardappel banaal en smakeloos. Om tien
uur ’s avonds is diezelfde aardappel, lauw vanbinnen en
doordrenkt met herinneringen aan het avondeten, een weerzinwekkend
ding. Om middernacht is hij niets dan onvoorzien magnetisme.
Om middernacht staat
mijn hele wezen door en door hoffelijk, hartelijk lonkend tegenover een
Koude Gekookte Aardappel.
Zou ik slechts krijgen
wat mij toekwam, dan was mijn portie wellicht een Koude Gekookte
Aardappel. De intrinsieke waarde ervan wordt laag ingeschat en ik weet
dat ik wat van een lellebel heb. Maar ik zou me elke middernacht
afvragen of diegene die in dit wonderbaarlijke universum de toespijs
verdeelt, weet hoe gulzig ik hem ontving — mocht ik hem
krijgen.
Noch ben ik tevreden
met mijn middernachtelijk maal van Koude Gekookte Aardappel zoals de
zachtmoedigen en nederigen van hart dat zijn: ik vervloek de
zachtmoedigen en nederigen van hart! Een satanisch genoegen schep ik
erin. Een stiekeme privé orgie maak ik ervan: een
piratenbanket, een dievenpicknick, een paganistische rite, een heidens
feestgedruis, een concetto dat geheel en goddeloos het mijne is. Al
peuzelend kan ik aan niets anders denken dan aan mijn
schurkerijen. Geen ander voedsel verleent me toegang tot
zo’n breed scala aan emoties —
zo’n gevoel van vrijheid — als een Koude Gekookte
Aardappel om middernacht.
Na een Koude Gekookte
Aardappel om middernacht voel ik me lichtelijk stoutmoedig: maak me uit
voor bedrieger en ik maak je uit voor ellendeling: maak me uit voor
leugenaar en ik maak je uit voor verrader: maak me uit voor lafaard en
ik maak je uit voor al wat lelijk is: niet strijdlustig, maar uitbundig
en rustig.
Dan ben ik op mijn
alleraanspreekbaarst. Om middernacht zal al wie mij druk peuzelend
tegen de deurpost van de voorraadkamer tegenkomt, gecharmeerd zijn. Ik
zou de meest verfijnde vuile praat verkopen en aanbieden het feestmaal
te delen.
Ter compensatie van
schaduwdingen die zich te dichtbij opstapelen, geeft God me onvoorziene
middernachten met een Koude Gekookte Aardappel: met een deuropening om
in te staan en een piepklein glazen zoutvaatje om in mijn andere hand
te houden.
Mary MacLane (1881-1929)
Vertaling:
Janne
van Beek