Het tinnen bord Voor Floris Verster Zal één begrijpen Dat iemand hier zijn leed en vaste kracht, Zijn liefde en al zijn levens-zekerheid Heeft neergeleid? Een bord met eiers: Een tinnen bord, geblutst, Gedeukt, verbogen, Op een zinken plaat, Voor grijzen grond: Kleurloos, ja wit en grijs, maar van de wanden Der zaal komt geen tafreel naarvoren als dit kleine. Het maakt zich los van hen, Het is alleen, Zo vast, zo vol, zo onverbrijzelbaar van vorm, - Zijn hoeken en zijn deuken Zijn daar, zijn rondingen en randen. En het te zien geeft troost. Zijn koelte is sterkend. Wit en grijs, maar al De kleuren van een rijk en stralend Palet Bewegen zich daaronder. Tin en eiers; - Maar geen gloed en teerheid, Verborgen onder tranen, zijn aangrijpend Als dit gevoel van leven aan het oud metaal En 't ongeborenë onder die schalen. 't Kleeft eraan, Het schijnt erdoor, Het is een licht, Een adem. En een licht, Een adem, Maar gestold tot hardste en brooste vormen, Zoog al het hemellicht en spiegelt het. Albert Verwey 1865 - 1937 Uit: Ik heb het Rood van 't Joodse Bruidje lief Querido 1988 |