Nacht aan de Rijn Mijn glas is vol van wijn die 'k als een vlam zie beven Luister naar 't trage lied dat een Rijnschipper zingt Hij zingt dat hij bij maanlicht vrouwen zag wel zevan Wringend hun lang groen haar dat tot hun voeten hing Sta op jullie zing luider dans maar een paar rondjes Zodat ik 't schipperslied niet hoor en ook wil ik Dat aan mijn tafel komen zitten alle blondjes Met opgespelde vlechten en een stille blik De Rijn de Rijn is zat waar zich de wijnstok spiegelt Al 't nachtlijk goud valt er bevend weerkaatst in neer en Nog steeds bezingt de stem maar nu met doodsgerochel De feeën met groen haar die de zomer bezweren Mijn glas is uit elkaar gespat met luid gegiechel Guillaume Apollinaire 1880 - 1918 Uit: Natuur zal kunst nooit blijvend evenaren De Westeuropese poëzie in honderd gedichten Vertaald en van commentaar voorzien door Peter Verstegen Bert Bakker 1990 |