Varkensoren eten bij El Brillante Ik dacht: wat zou mijn imaginaire reiziger nu bestellen? Iets dat niet duur was en dat hij kende. Ik vroeg om een bord met varkensoren. De oren moeten van kleine varkens zijn geweest. Ze zagen er hard en knapperig uit, als aardappelchips, maar mijn vork drong er moeiteloos in door. Zouden ze dan toch mals zijn gebleven? Weer kwam ik bedrogen uit. Er knerpte kraakbeen tussen mijn tanden, maar de smaak was die van lijm. Zo voelde het ook in mijn mond. Oorresten kleefden aan mijn tong en plakten tegen mijn verhemelte. Het leek onmogelijk om alles door mijn keel te krijgen. Er was bier bij nodig. Brood. En scherpe saus. Het viel me even niet gemakkelijk om de stelling te onderschrijven die men in Spanje zo trots verkondigt, namelijk dat van het varken werkelijk alles te gebruiken is: al het vlees, de botten en de huid en zelfs de haren.Wat ontoonbaar is, en dat is maar weinig, wordt vermalen en in veevoer of in worst gestopt. Alleen de ogen mag je weggooien. Men kan slechts hopen dat dat ook gebeurt. H.M. van den Brink. Uit: Reizigers bij een herberg. Uitgeverij Augustus Amsterdam-Antwerpen 2003 |