Piet Paaltjens  Dichter-dominee  1835 - 1894                             


Beginpagina

Jeugdjaren in Leeuwarden

Studententijd in Leiden

Predikant in Foudgum

Predikant in Den Helder

Predikant in Schiedam

Over Piet Paaltjens

Culinaire citaten

Gedichten over eten en drinken

Culinaire bloemlezing



Contact  muisje

TAFELTJE, DEK JE!
J.W.F. Werumeus Buning: ‘Culinaire tierelantijnen’

Zolang wij in Holland stijf vasthouden aan de twee dekschalen met groente en aardappelen, de sauskom met jus en de koude rollade, is het zeer wel denkbaar dat het lezen van dit boekje het enig culinair genot is dat er binnen onze grenzen te smaken valt. De lezer vindt hier, al is het in de verbeelding, een vervulling van zelfs niet bij hem opgewelde wensen, precies zoals de bioscoopbezoeker meer avontuur beleeft dan hij ooit vermocht te dromen. Men steekt, met Attila, het everzwijn aan het spit; men plaatst, met Brillat-Savarin, de flessen Sauternes tussen de borden met oesters en citroen. Men tafelt met Petronius, met Richelieu, met Grieken en Joden.
Dit buitengemeen smakelijk boekje, waarvan de stijl doet denken aan het smeedwerk van een paleishek of aan de sierlijke suikerkrullen op een Romeinse roomtaart, heeft echter een wijder doel dan een verheerlijking van het tafelgenot. Het wil dit genot ontdoen van zijn afkeurenswaardige bijsmaak. Goed eten is een verplichting tegenover het goede der aarde, goed eten brengt goede mensen voort. Naast zoals God hem schept, is de mens zoals hij zich zelf zal voeden. Perzië, het Romeinse Rijk, het Franse koningshuis, zij zijn ondergegaan toen hun maaltijden te wild en te weelderig werden. De historie der keuken, zegt treffend Werumeus Buning, is de keuken der historie.
Ik hoop dat Werumeus Buning dit stukje zal lezen. Mijn moeder, die van haar grootmoeder een eigenhandig geschreven receptenboek ten huwelijk meekreeg, draagt mij op hem te melden dat zij met groot genoegen en instemming van zijn boek heeft kennisgenomen; maar waarom heeft hij, zegt zij, van het Hollands letterbanket geen gewag gemaakt, van de speculaas, van de poffertjes, van de gekleurde Paaseieren, waarmee de Hollander, als hij een jaar lang slecht heeft gegeten, op feestdagen en kermissen zijn schade inhaalt?
Moge deze stem uit de provincie (wij wonen te Culemborg) een oproep zijn tot nieuwe Tierelantijnen.

Martinus Nijhoff, Kritisch en verhalend proza
(Verzameld werk II)
(ed. Gerrit Borgers en Gerrit Kamphuis).
Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam 1982