Immortelle XVI
Zijn goudblonde lokken en knevel
Zijn geestvolle neus en mond,
Zijn vergeetmijnietblik, zijn tenorstem
En zijn New-Foundlansche hond,
Ik moet er gedurig aan denken
Zelfs adem ik soms nog flauw
Den geur in van zijn sigaren.
Hij kocht ze gewoonlijk bij BLAAUW.
Ruik ik opnieuw die sigaren,
Dan word ik eensklaps zoo raar.
Is 't omdat hij ze rookte,
Of was de tabak mij te zwaar?
Piet Paaltjens
|
Antwoord uit
Leiden
Waar te Leiden ik ook verkeerde,
Steeds gevoelde ik terstond,
Dat zich die bleeke jongeling
In mijn nabijheid bevond.
Ik zag hem, terwijl ik sigaren kocht.
Hij verscheen mij in den Paauw.
En des nachts op het stille Rapenburg
Dan gaf mijn Bello een graauw.
Nooit sprak hij mij aan. Doch zijn oogen
Waren strak op mij gericht.
Daarin smeulde een hartstochtelijk
En onrustbarend licht.
Drs. P
|