Aan juffrouw A.G. toen ik wat aspergeplanten aan haar zond Gij wenst asperges in uw hof, wat beddens zoudt gij wel begeren; uw man sloeg het geheel niet of, des kom ik u wat plant vereren, opdat het daar niet aan en schort. Nu schort het maar aan vuiligheden, maar waar veel hooi gegeten wordt daar is het immers recht en reden dat men daar ook niet weinig k*k, gelijk het niet en placht te missen (of 't oude spreekwoord kreeg een krak), dat die veel drinkt ook veel moet pissen. Het scheelt dan maar aan vuiligheid, maar daar wil ik mij niet mee moeien, alleen dient u te zijn gezeid: de vetste str*nt komt van de koeien. Maar zo de roggeakker roept: 'Daar is niet voor de hof te krijgen, mijn smeer en dient mij niet ontsnoept', zo ziet het af met paardenvijgen. Jacob Westerbaen 1599 - 1670 Uit: Gedichten. Bloemlezing uit het werk van een levensgenieter Samenstelling: Johan Koppenol.Athenaeum-Polak & Van Gennep Amsterdam 2001 |