De aardappeleters De plaggen houden nauwlijks het verband tesamen. De thijm is in de late herfst reeds uitgebloeid Nu zijn de rasters der gebroken ramen met witte winterklimop dichtgegroeid en bieden weerstand aan het offensief der winden, vermoeide ledematen die aftands in d'onrust delen van de verveloze blinden, geplaagd door de sint vitusdans In deze ruimte aan de dorre grond ontwrongen, als grijze mussen in 't bevuilde nest, schurken zij schuw te saam gedrongen tussen de scherpe geur van eigen mest waarin elk jaar het moederdier moet jongen Als kindren voor de dingen doodsbevreesd voelen zij levenslang de druk van de verdrongen aarzling die zij vormen tussen mens en beest en mijden het angstvallig veel te spreken, elk woord wordt tot verbraste overdaad. Alleen hun handen vormen nog een zuinig teken waarmee zij duiden als een nauw gedulde daad En iedre avond wordt hun lot te saam gebonden, onzichtbaar rond het vaste brandpunt van de schaal. Van 's Heren tafel vallen dan de kruimels voor de honden die gulzig aanslaan voor het laatste avondmaal J. Wemelsfelder. 1922 - 1988 Bron: Spiegel van de Nederlandse Poëzie door alle eeuwen. 1940 -1957. Derde deel Victor E. van Vriesland. J.M. Meulenhoff, Amsterdam 1957 |