De
absinth
van de dode
voor Georges Hugo Op Madagaskar is het gebruikelijk de overledenen aan gene zijde van het graf te blijven verzorgen. Is iemand bij leven een dronkaard geweest, dan acht zijn weduwe het haar plicht hem zijn lievelingsdrankje te brengen. Voordat ik aan het gas ga of in de Seine plons, ga ik naar Madagaskar - dat is, goddank, van ons. Het is daar veel verlichter voor mij als dronken dichter dan bij ons, bleekgezichten; dat merkte ik aanstonds. Daar trouwen biedt een voordeel dat het bij ons niet heeft: de wet is er van oordeel dat ook een dode leeft, iets waar ik graag in meega, daar, als ik vóór haar heenga, nog steeds mijn trouwe eega voor mij te zorgen heeft. Te gek om los te lopen: ik heb zowat vanaf mijn wieg al veel gezopen, maar zij mag - ik sta paf! - mij daar niet om schofferen; ze moet het tolereren, wat héét, het respecteren tot aan, en ín het graf. Heb je bij ons één glaasje Pernod te veel gehad, begint je vrouw te blazen en krijsen als een kat, dat je wéér in de mist bent, een rasalcoholist bent, een vuile egoïst bent, een kroegloper, een rat! Ik denk dat ik geen ras ken, waar iemand beter dan daar bij die Madagasken, een vrouwtje zoeken kan. Ze laat je rustig tanken en blijft je glas bijschenken, zelfs (moet je je indenken!) als je morsdood bent, man! Ik ben dus dood, hartstikke. Mijn vrouw, zojuist verweeuwd, brengt mij, goddank, nog snikkend, waar mijn karkas om schreeuwt: mijn lijfdrank, onverpoosd, en al kan ik niet meer proosten, dat zal mij veel meer troosten dan heel haar tranenzee. Straks, op die dag, een droeve, zie ik haar, schone fee, verschijnen aan mijn groeve met een Pernod frappé. Door één groot niets omgeven waan ik me dan weer even, een schim gelijk, in leven in mijn vertrouwd café. Raoul Ponchon. 1847 - 1939 Vertaling Paul van den Hout. Bron: De gifgroene muze. Absinth in de literatuur. Samenstelling: Meindert Burger en Ike Cialona Uitgeverij Bas Lubberhuizen. 2005 |