Een Engel komt naar
Babylon
De
dichter:
Ach, hoe hebben wij gesmacht
Naar de genade; vuil aan de straten
Aten wij, in plaats van mensenspijs,
Hopend dat de engel, oud en wijs
Het meisje ons zou laten,
Nu ontvlucht zijn de vervloekten.
Het volk:
Kurrubi, onze koningin Kurrubi!
Akki knielt droefgeestig bij het vuur
En roert in de soep.
Akki:
Ik heb niets tegen uw klaaglied, dichter,
Maar overdrijf toch niet.
Vuil van de straten aten wij
In plaats van mensenspijs, dicht ge
En eet met smaak mijn soep.
Er klopt iets niet
In uw vertwijfeling! de kookkunst,
Mits goed uitgevoerd, is de enige
Vaardigheid des mensen,
Waarvan slechts goeds te melden is.
Dichterlijk misbruik
Laat zij nimmer toe.
Friedrich Dürrenmatt 1921 - 1990
Uit: Een Engel komt naar Babylon, theaterstuk uit 1954
|