|
Alleen drinkend bij het licht van
de maan
Tussen de bloemen
één kruik wijn:
Ik schenk me in maar ben alleen.
Ik hef de beker, nood zo Maan,
Plus Schaduw zijn we met ons drieën.
Van drinken heeft Maan geen verstand
En Schaduw loopt me enkel na.
Het is gezelschap, Maan en Schaduw,
Genieten moet je van de lente!
Ik zing en Maan blijft bij me hangen,
Ik dans en her en der valt Schaduw.
Nog nuchter maken we plezier,
Straks dronken gaat weer elk zijns weegs.
Voor eeuwig sluiten we een vriendschap
En spreken af ginds bij de Melkweg.
—
Li-Tai-Po 707 - 762
Li-Tai-Po
leefde tijdens de roemruchte Thang-dynastie in de
8e eeuw na Christus. Vertaling: W.L. Idema
Uit: W.L. Idema, Zingend roei ik
huiswaarts op de maan, Amsterdam, 1984.
|