De allerlaatste wens Gedoken in zijn monnikskap: een rots van rust. Toen sloeg een beeldenstorm zijn zinnen, verbrijzelde de heilige beelden Gods en levensdrift stroomde zijn leegte binnen. Gedoken nu in badjas-capuchon, heeft hem het leven klare wijn geschonken: Margeaux-Margeaux, Lafitte, Haut Brion. Hij denkt: ik heb alleen Grand Cru gedronken. Hij wacht. Zal nu Gods hand hem wrekend doden? Hij schrijdt naar het schavot met rechte pas. Hij heeft de beul zijn blanke hals geboden, - hart zonder vrees, dat eens vol angsten was. - Gevraagd naar de allerlaatste wens: een rode verdwaalde druppel likken van het glas. Loek Brons 1932 - 2016 Uit: Sport, Spel en Spaanders Erven Thomas Rap, 1981 |