Amsterdamsche Bohème De bloem der jeugd verflenst aan deze tafels. De meisjes houden geen moment haar wafels. De lucht is zwaar en ruikt naar alcohol. Iedereen twijfelt aan zijn eigen lol. De vrouwen hier hebben op haar gelaten Geen spoor van het verleden meer gelaten. Wij voeren ze verveeld en moe ten dans Want authentiek is toch heur oogenglans. Wij zoenen zonder lust elkanders meid, Verslingeren ons geld en onzen tijd. Een veeg muziekje begeleidt het dazen Van leege hoofden boven volle glazen. Wij weten dat het hier hoogst ongezond is Wijl 't vaal vertier ontbloot van allen grond is; Toch tijgen wij getroost weer alle nachten Hierheen zonder ons zelve te verachten. Het liefste spreken wij over elkaar. Beroddelt u mij? dat is geen bezwaar, Want nauwelijks zult u uw hielen lichten Of ik zal op mijn beurt van u berichten. Wij krijgen van elkander nooit genoeg, Want dit lijkt niet op een gewone kroeg. Hoe zou ooit het gezelschap gaan vervelen Van kunstenaars en intellectueelen? De menschheid schrijdt al bijna ten kantore... Nòg vullen wij met Kunst elkanders ooren. Eén drankje nog; er hangt hier stank en rook; Wanneer mijn buurman lacht dan lach ik ook. Ten slotte staan we op het glimmend glad Asfalt, en ook van binnen nogal nat; Berooid, maar eigenlijk niet ontevreden, Dat nu ook deze nacht weer is geleden. Victor E. van Vriesland. 1892 - 1974 Bron: De literaire agenda 1987. Het thema van 1987 was: Spijs en drank in de letteren. Samengesteld door: Martin van Amerongen, Boudewijn Büch en Adriaan van Dis. |