De appel En Eva speelt met d'appel. Langzaam laat Van de ééne hand ze in de andre nederglijden De purpren vrucht, die, mild, haar in zal wijden In Gods geheim en geven godestaat. En Eva streelt, vol droomestil verblijden, Met d'appel koel den blos van haar gelaat. O roode vrucht te blinkend schoon voor kwaad! Verboden vrucht, die zal de Vrouw bevrijden! En Eva ruikt in 't vreemde fruit-aroom De geur der landen, enkel nog betreden In 't nachteblauw mysterie van den droom, Van grootscher praal dan 't overlieflijk Eden. En Eva rekt de lenige armen loom En lust doortrilt de blankheid van haar leden. Hélène Swarth (1859-1941) uit: Keurbundel (1919) |