Appels koken kruimelig rijp verdriet spiegelt haar in de bakken van de marktkoopman delicaat is zij die van appels houdt hij ziet dat hij ziet haar weerbarstig lachend om zijn zoetzure grappen 't liefst trekt hij een knipmes nu en toont haar de helften ruwe pit ze twijfelt voor wat lijkt een vruchtloos uur krap aan haalt ze de laatste bus als zij naar het danshuis gaat draagt ze een mand vol rode wangen daar aan haar zongekleurde armen bedelen kindmannen hangend om watervrucht mee naar dakhuis dak maar zij komt voor het dansen als zij komt komt ze voor het dansen als zij komt gaat alles dansen mag een gospelgilletje over komen varen uit het zuiden van tabak ver amerika mijn slotheupen willen wiegen zich in haar leegte wagen tot dageraad me komt breken en zij weer naast me slaapt Tsead Bruinja 1974 Uit: Dat het zo hoorde, Contact 2003 |