Er ligt een appel op een schaal voor een open raam - als hij zou kunnen denken zou die appel denken: is dít nu beurs, zo'n doof gevoel... Hij is nog zoet, maar hij wordt al moe zoals alleen een appel moe kan worden, hij rimpelt en verkleurt, het is een warme dag, niets grijpt om zich heen en niets gebeurt en een hand pakt hem op, draait hem rond en gooit hem door het raam - als hij zich zou kunnen verbazen zou die appel zich verbazen en denken: is dít nu ten einde raad, of is dít nu de opperste verwarring? De avond valt, wormen komen op hem af, en hij zou denken: als ik nog kon glanzen dan zóú ik nu toch glanzen... zijn laatste gedachte zou dat zijn. Toon Tellegen. 1941 Uit: Daar zijn woorden voor. Een keuze uit de gedichten. Rainbow Pockets 2005 |