Arenden Het was een zestien inch lange kabeljauw die de arend vlak voor onze voeten dropte boven aan Bagley Creek Canyon, aan de rand van het groene woud. Gaten in de flanken van de vis waar de vogel hem in zijn klauwen had gehad! Dat en een flinke hap uit de vissenrug. Zoals een oud schilderij dat opdoemt in het geheugen of een oude, terugkerende herinnering vloog die arend met de vis over de Straat van Juan de Fuca, door de kloof tot waar het bos begint en wij stonden te kijken. Hij verloor de vis boven ons hoofd, dook erachteraan, miste en vloog verder over de vallei waar de wind de hele dag raast. We keken hem na totdat hij een stipje was en uit het oog verdween. Ik raapte de vis op. Die wonderbaarlijke kabeljauw. Kwam thuis van de wandeling en — waarom ook niet? — bakte hem lichtjes in olie en serveerde hem met gekookte aardappelen, erwtjes en beschuitbollen. Onder het eten spraken we over arenden en een andere, wredere orde der dingen. Raymond Carver (1938-1988) uit: Uit het oosten, licht vertaling: Astrid Staartjes |