UIT DE JASONIADE (fragment) [De Argonauten aan de maaltijd] 't Was, of de onmetelijke dis op 't punt stond van bezwijken Door 't wicht van spijzen zonder tal. Hier zag je een kalfskop prijken, Daar schildpadsoep, snoek, blanc manger, ginds ratelslangenpodding, Naast varkensstaart op brandewijn. In één woord, - geen zó zot ding Heeft ooit een kookziek brein bedacht, dat hier niet was te vinden : Een waar luilekkerland voor hen, die goede sier beminden. De helden vielen aan op 't maal, als hongerige wolven; En in hun magen was al ras de helft er van bedolven. Ook zag men hen die droge waar met natte druk bespoelen. En wilde je al hun van die zaak 't verkeerde doen gevoelen, - Helaas ! 't waar even goed, alsof je een kind stuurde om een boodschap : Ze peilden toen het nut nog niet van 't Matigheidsgenootschap. Lodewijk Willem van Deventer. 1828-1898 Uit : De Jasoniade. Een eposje door Wamba. Dordrecht, 1855. (Gevonden in : G. Komrij : De Nederlandse Poëzie etc. Uitg. Bert Bakker. Amsterdam, 1979.) Maar niet gevonden door mij, maar door de maker van deze prachtige website: http://www.koxkollum.nl/gedichten/gedichten.htm over taal en cultuur van het oude Rome en Griekenland. Kijk wel even verder rond, potjeslatijn moet U vooral niet missen. |