Bij het avondbrood Zoals een man (zijn hand grijpt wulpse wijn of bier, dat bronstig op de beker schuimt), denkt aan wie hij gehad heeft, wie verzuimd, en hij weet niet wie hem de liefste zijn; Zoals het derde glas hem dan de pijn blootspoelt, nog steeds niet uit de weg geruimd: bedding van zijn bestaan - zijn kwade luim tiert los en één naam is 't dronken refrein - Niet zo denk ik aan U, bij 't avondbrood, dat ik met water eet, omdat ik leven wil en niet verstarren in de vaste wil U weer te zien; want wijn maakt lippen rood, de weerstand zwak en het verlangen groot en wijn noch water, waar 'k die dorst mee stil. Eric van der Steen 1907 - 1985 Gemengde berichten, gedichten 1932-1958 Amsterdam 1976 |