De Liedjes van Tamar Bakliedje Heer Abram zat zo gastvrij niet Te Mamré voor zijn tent, trala, Of 't slag van wat hij bakken liet Was Sara welbekend, trala; En lustig, lustig, om en om, Vloog 't eiwit door de verse blom, Tralom, trala, tralom, trala, Tralalla, deri, da! En bood hij 't spoelend water tot Herâming na de reis, trala, Zij dreef door 't geel in d'aarden pot En melk en tarwe grijs, trala; Eerst bij 't geklikker en geklop Ging 't lichten van hun aanschijn op, Tralom, trala, tralom, trala, Tralalla, deri, da! Nog bleef zij, als hij 't vette kalf Liet slachten tot hun eer, trala Bij 't mastikmaatje heel en half En 't botertje in de weer, trala; Het leek, bij 't knistren van de gloed, Hun honderdmaal zo gul en goed, Tralom, trala, tralom, trala, Tralalla, deri, da! En letten ze, onder 't loverdak, Op 't tintlen van zijn woord, trala, Daarbinnen siste 't zoet gebak, Daarbinnen, lang bekoord, trala, Trok hen het kittlen van de geur Verlangend reeds in de open deur, Tralom, trala, tralom, trala, Tralalla, deri, da! Heer Abram tastte vrolijk toe; Vrouw Sara, reis na reis, trala, Belonkte blij en wel te moe De goedgebruinde spijs, trala; En met een monklen van de mond Zond gast na gast de schotel rond, Tralom, trala, tralom, trala, Tralalla, deri, da! Frank Gericke 1887 - 1976 Uit: Verspreide gedichten 1841-1889. Amsterdam 1894 Bron: De Nederlandse poëzie van de negentiende en twintigste eeuw in 1000 en enige gedichten samengesteld door Gerrit Komrij Uitgeverij Bert Bakker Amsterdam 1996 |