Boek Piet Paaltjens                                   Piet Paaltjens  Dichter-dominee  1835 - 1894                             


Beginpagina

Jeugdjaren in Leeuwarden

Studententijd in Leiden

Predikant in Foudgum

Predikant in Den Helder

Predikant in Schiedam

Over Piet Paaltjens

Culinaire citaten

Gedichten over eten en drinken

Culinaire bloemlezing



Contact  

Ballade der Amsterdamse Koffyhuizen

Een glaasjen dit, een glaasjen dat,
je krijgt het in de kroeg,
waarin je zit, waarin je zat,
je krijgt het nooit genoeg ...
Drie Flesjes, Schiller, Continental -
sinds jaar en dag ben ik gewend al,
bij Wijnand Fockink, wáár ik ga,
eetlust te wekken, die ik sta,
maar liefst van al, 't zij laat of vroeg
werd mij de Nameloze Kroeg.

Van 't Hoekje langs de Grote Slok,
De Posthoorn en De Pool
tot Cafetaria De Bock
liep ik mijn borrelschool;
bij vele welgenaamde heren
ben ik toen verder gaan studeren,
bij Johnnie, Frits en Valentijn,
doch waar het immer goed mag zijn,
het best van al, 't zij laat of vroeg,
bleek steeds de Nameloze Kroeg.

Veel deuren liep ik in en uit,
nog loop ik elken dag
bij 't Oosten, Westra of bij 't Zuid,
wáár ik mijn makkers zag,
want in de kroeg kun je de vrinden
bij kout en volle glazen vinden:
in Scheltema naast 't Handelsblad,
waar ik mijn schafttijd graag verzat,
doch liever nog, 't zij laat of vroeg,
is mij de Nameloze Kroeg.

In Reynders aan het Leidseplein
zit ik 't meest 's avonds laat
met mannen, die mijn vrinden zijn,
bij glas en borrelpraat;
dan heb ik veelal voor den eten
reeds elders in de stad gezeten,
bij Louwaard, Riche of Witteveen -
waar drijft zijn dorst een mens niet heen?
Toch, liefst van al, 't zij laat of vroeg,
bleef mij de Nameloze Kroeg.

In Lido en de Leydtse Poort
kan 't recht genoeglijk zijn
en Ognibene schenkt, zo 't hoort
een helder glaasjen wijn;
de keuze tussen Landlust, Parkzicht,
De Uitkijk, Sport-en Plein- en Marktzicht,
Het Witte Paard en 't Bruine Paard,
vereist een vastbesloten aard,
maar lichte keus, 't zij laat of vroeg,
blijkt weer de Nameloze Kroeg.

Ik sleet mijn zolen en mijn broek
op straat en in de kroeg;
mijn tijd, mijn geld bracht ik er zoek,
en kreeg toch nooit genoeg,
Zij weten in De  Kroon van schenken,
de Rode Leeuw vliegt op uw wenken,
zij schenken goed in De Barak,
misschien nog beter bij Den Bak,
maar best van al, 't zij laat of vroeg,
schenkt mij de Nameloze Kroeg.

Na het voortijdig sluitingsuur,
zijn er De Kuil, De Kring,
de Kleine Club, met voor het vuur
van nadorst leniging;
dan moet men, om niet aan te branden,
in 't Stuivertje bij bier belanden,
ofschoon de vroege ochtendstond
mij weer bij kleine glaasjes vond,
want liefst van al, 't zij laat of vroeg,
tijg ik ter Nameloze Kroeg

O, Prins der Kroegen, Nameloze,
in telefoongids noch adresboek
te vinden, schenk ons uw narcose,
uw drank, uw sfeer, uw loze kletskoek,
want liefst op aard, 't zij laat of vroeg,
zijt gij ons, Nameloze Kroeg.

Halbo C. Kool 1907 - 1968
Uit: De borrel is schaars en kaal geworden.
Amsterdamse horeca 1940 - 1945
Jolande Otten en Paul Arnoldussen
Uitgeverij Bas Lubberhuizen 1994