Ballade van den Likkebroer Schuif aan ter schouw karaf en kan en doe een kruik de roemer kussen en roem de vroede vriendschap tussen den rijkaard en den blindeman, want drinkende is een man een man, een donderstraal zonder decorum die zijn rivaal in leute en lorum verdrinken en verdragen kan. Een borrel brengt geen man te schande want wie niet blussen wil moet branden. En Wijnschenk die de glazen telt, een god de heer van zoveel liter, een onweerstaanbre bloedvergieter als dat het bloed der druiven geldt dat tappelings een hals uit welt, die voert zijn kroeg hoe voller mooier, die heeft den pater en den pooier ter lafenis gelijk gesteld. Elk houdt een eender lot in handen want wie niet blussen wil moet branden. Gezegend zij het druivensap, de fusten en de volle flessen, geprezen de jeneverbessen, geloofd de loze dronkenlap die, schuldeloze achterklap ten spijt, in 't andere glas een kleine zon in het water kan zien schijnen terwille van de broederschap. Die kent geen staten en geen standen want wie niet blussen wil moet branden. Mijn Prince Bacchus boemelaar, De wijngaard staat in volle vruchten; En ik speel het met God wel klaar Als ik het Vuur niet heb te duchten. 'K keer in de kroeg met dien verstande dat wie niet blussen wil moet branden. Michael Deak 1920 - 2016 (pseudoniem van Simon P. Kapteijn) Bron: Aphroditis, vijfde aflevering van De Windroos, een serie hedendaagse poëzie onder redactie van Ad Den Besten. U.M.Holland. Amsterdam |