Een bekentenis Here God, ik hield van aardbeienjam En de donkere zoetheid van een vrouwenlichaam. Maar ook van ijskoude wodka, haringen in olie, Van geuren: kaneel en kruidnagelen. Dus, hoezo ik een profeet? Waarom zou een geest Iemand als mij bezoeken? Zo veel anderen Zijn terecht uitverkoren, geloofwaardig. En wie zou mij geleven? Want men zag Hoe ik me op het eten werp, roemers leeg, En gretig naar de hals van de serveerster kijk. Gebrekkig en me daarvan bewust. Belust op grootsheid, In staat haar waar ook te herkennen, En toch niet helemaal helderziende, Wist ik wat er overblijft voor minderen, als ik: Een festijn van kortstondige hoop, een verzameling hovaardigheden, Een toernooi van gebochelden, de literatuur. Czeslaw Milosz 1911 - 2004 Uit: Heb medelijden, tijd. Uitgeverij Plantage 2017 Vertaling Karol Lesman |