De bierpiraat Hij dreef op alle bieren en ging prat dat drank hem nooit een beentje had gelicht, en overdreef niet: meer dan ieder vat kon hij bevatten - 't was zijn overwicht. Enorm daarbij: een stier, met een gezicht zo onbehoorlijk opgeblazen, dat men met plezier erin gespogen had, wanneer men spugen kon met de ogen dicht. Ik heb mij vaak aan hem gesterkt. Die man schonk mensenkennis uit dezelfde kan: zijn anekdoten waren psychologies. Hij zag van iedereen de platte kant; ik gloeide in zijn schaduw: mijn verstand bevond hem bol, maar tot de slokdarm logies. E. du Perron 1899 - 1940 Uit: Parlando, Verzamelde Gedichten, Rijswijk 1941 Bron: Optima, Cahier voor literatuur en boekwezen. Themanummer Drank en Letteren 9 & 10 winter/lente 1985/86. Uitgeverij Joost Nijsen. |