Wie weet krijgt bladgroen dan een hemel Ik zag je vaak in Arles, Orvieto, Musigny, Porto, Jerez, Rheims, Tarragona; je heilig licht in schemerlicht, struisvogelei van spiegelogen: jij wijn, vriendin die ik wel wilder in stille opkomst tot mij neem (verlucht geluk, eenzelvig-samen), bronkracht van zangsubtiliteiten- Steeds was mijn liefde in jouw schaduw: jij bent weerkaatsing van mijn streven een zon te zijn, groot, Magdalena voor wie maar wil in kale gaten; voor wie maar schoonheid wil ontvangen. (Zo noem ik alle wijnen wijn en alle wijn een vrouw. De slechte wijnen slechte vrouwen zijn wijn noch vrouw, zijn vorm noch smaak. Zij doen niet mee, zijn niet te genieten.) Zo noem ik alle wijn: vriendin, met hart en ziel, geheime vorm en zon-en maankarakters. Ik noem een heerseres en zacht, met legers engelen in haar lijn: de topwijn naamloos als een god; een echte, tijdloos en ongrijpbaar. Ach, schaduw van het jaar 2000 (in al ons dagelijks gebrek), laat ieder nietig ijzeren menszijn haar engelen een sleutel geven. Wie weet krijgt bladgroen dan een hemel. Fem Rutke. 1934 Uit: Om een bokaal vol wijn. 1967 Uitgeverij Van Lindonk. Amsterdam. Een bundel met 24 verzen van eigentijdse Nederlandse dichters, uitgegeven bij het 125e wijnjaar van Robbers & Van den Hoogen n.v., Arnhem. 1842-1967 |