Bloedworst en kaas Er was 's 'n bloedworst van Duits makelij; Een wonder van hoge worststopperij. Zo rond en zo krachtig, Zo fris en zo prachtig, Die trots op zichzelf in de winkelkast lei. Ook lag er een kaasje van Franse komaf Met korsten en hoeken en brokken er af, Vol viezige kleuren Vol putten en scheuren En dat 'n verschriklijke lucht van zich gaf. Jij stinkende kaas, had de bloedworst gezucht, Ik heb me al ziek van benauwdheid gekucht. Hou op met dat muffen, Ik lig hier te puffen, Zeg, schaam jij je niet voor je ak'lige lucht? Welnee, zei 't kaasje, ik schaam me geen zier, Wanneer ik geen lucht gaf, dan lag ik niet hier. Zo ben ik geboren, Ik riek naar behoren, Dat puffen en muffen is juist m'n plezier. Toen kwam er 'n magere heer uit den Haag, Die z'allebei kocht voor z'n maal van vandaag. De worst lag te brommen, Zo ver moest 't kommen. Nu ga ik met hem in dezelfde maag. De heer ging naar huis en dineerde gezond. Daarna stak ie smullend de kaas in z'n mond. De lucht vond ie kittig, De smaak vond ie pittig. De bloedworst, die was voor de maag van zijn hond. J.H. Speenhof. 1869 -1945 Bron: Wat het harte boeit. Mijn liefste gedichten. Verzameld door J. Riemens-Reurslag W.P. Van Stockum en Zoon. 's-Gravenhage 1948 |