Bramenvingers De lichte ruk waardoor het twijgje vruchten lost, en veert, en zich zo snel door huid kan boren, kleine weerhaak, groengepunt. Zwart is het trosje dat bloed lost, een druppel, amper genoeg voor smaak, het loskomen van heel ver, noem het een einder aan dit ogenblik waarop je, vinger in de mond, geschrokken naar me staart met paarse ogen, zo heel erg lang geleden, het glanzen van geplette vruchten op de lippen van je buik. Stefan Hertmans 1951 uit: 'Kaneelvingers', 2005. |