Café Onder een wijdvertakte olm die, ritselfluisterend, dit café maakt tot een nergens, tot gewoon een plek - zoals om het even welke andere boom, olm of els - immers groen leeft langer dan wij, ik daarentegen - niemand, alleman, een-van-de, 'n opdrogende veeg op een van de levende schilderijen die de tijd penseelt, de kwast gedoopt - bij gebrek, zeker, aan beter palet - in het leven, zit hier, krakend met de krant en mijmer: naar welke natuur is dit alles gecreëerd? Wiens rust, naamloosheid, adresloosheid, vorm van niet-zijn herhalen wij in de zomerse schemering - de olm en ik? Joseph Brodsky 1940 - 1996 Uit: Het museum van de poëzie STILTE 133 werelddichters Bekking & Blitz 2015 |