Café in Kersttijd Rood is het licht van rood papier om lampen. Hulst prijkt op tafels. Langs de wanden groen van sparretakken. Groc-glazen dampen. Naast koude borrels een slaatje met citroen. Vrouwen lachen zacht of luid en mannen praten. De juffrouw achter de piano speelt een mop, die jongens fluiten op de straten, die ieder kent en iedereen verveelt. Twee mannen in hemdsmouwen gaan biljarten. De een krijgt van de ander twintig voor. Vier kaarters kibbelen: één, tierend, vraagt om harten. De juffrouw speelt daar rustig tussen door. Ze speelt. 't Is uit. Ze wacht. 't Schiet haar te binnen dat 't kersttijd is. En zonder zweem van spot schikt zij zich recht en gaat opnieuw beginnen en speelt de mensen voor: Ere zij God. Ere zij God. Is dit een vloek? Het stormt. De wanden barsten. Wij allen zingen hemel saam tot hel. Ere zij God. 't Is kersttijd in de kroeg. De wereld in Uw handen, God, een gekleurde bal in Uw volmaakte spel. Jan H. de Groot 1901 - 1990 Uit: Kaleidoscopisch Een selectie uit de verzamelde verzen 1920 - 1980 De Beuk/Amsterdam |