Café Rinus deelt vlug de kaarten op en bromt met zijn verhitte kop een lang-versleten lied; de kaarten kleven met de randen aan doorgerookte vissershanden, in spanning, wie er biedt. En achter, als een mistig baken staat zwaar het licht op 't groene laken en ballen, die elkander raken of niet. Een uitgemergeld ambtenaar zit op een krukje bij de bar, likt aan zijn borrel en geniet; de baas speelt mee en geeft een rondje en angstig jankt een eenzaam hondje, dat iemand buiten achter liet. J.M.W. Scheltema 1921 - 1947 Uit: Chansons, gedichten en studentenliederen G.A. Van Oorschot, Amsterdam 1948 |