Clos Lamarzelle Clos Lamarzelle dat is een huis, een groot landhuis langs de Brusselse baan, niet ver van de brouwerij 'De Spanuit', die elke goede drinker weet staan. In dit landhuis wonen wijnhandelaars, maar daarvan is geen spraak in dit lied, want wijn brengt het hoofd maar in de wind, zowel als 't bier dat je binnengiet; maar in dat huis woonde ook een kind. Mijn vrouw, waarom heb jij verdriet? Clos Lamarzelle, daar woonde een kind met ogen als wijn zo diep en donker ... De wereld is groot en geweldig de wind, maar kinderen zijn als het geflonker van sterren die staan of stoeien gaan langs de zomernachtelijke hemelbaan. Daar woonde een kind dat wij alle dagen met de morgentram naar school rijden zagen, maar nu zien wij dat kind niet meer. We zitten dagelijks in de tram maar nimmer zagen wij vrouw of man die voor het graf een kaartje nam Want je maakt die reis zonder betalen al ken je het duister reisplan niet goed; Hij zal je aan je deur komen halen en voert je direct waar je wezen moet. Hij komt voorbij langs Clos Lamarzelle en wie hij daar hebben wil moet mee ... 't Helpt niet hem smoesjes te vertellen; de weerspannigste wordt voor hem gedwee Hij is een onvermurwbare wattman*, hij remt niet om een glas bier of wijn. Er is slechts de remedie: dat men altijd moet op zijn hoede zijn. Want, biedt gij hem ook alle schatten, hij doet geen water bij zijn wijn. Clos Lamarzelle dat is een huis, een landhuis langs de Brusselse baan ... Het is niet ver naar de Grote Spanuit, die onverwacht op ons spoor komt staan. Bert Decorte (1915-2009) * wattman = trambestuurder |