De bloemkool
Hersens, dacht ik bij de bloemkool.
Doormidden? vroeg de groenteboer.
En met het in mijn ogen wonder in een zak wist ik
buiten niet precies meer wie ik was en waar ik woonde.
Ik keek goed uit mijn ogen hoe ik
verdraaid goed uit mijn ogen keek
en liep op het geluk af naar een straatnaam die
in spiegelbeeld geschreven was? en die ik niet ontcijferde.
Mijn halve bloemkool, Lucky Strike, haarspelden
en tomatenketchup zakten door de bodem der te oude zak
maar rolden gelukkig niet weg.
Ik bleef herhaaldelijk vergeten waar ik was.
De groentebediende werd erop afgestuurd.
Wat een vriendelijk gebeuren!
Juffrouw Vegter? Van de Voorschoterlaan?
Ik had wat hoofdpijn en wilde liever even liggen als dat kon.
Zij raapten allerlei op, wat ik weer heel vriendelijk vond.
En zij kende mij dus al.
Nogmaals:
het was alsof zij mijn hersens droeg, maar het scheen
ondankbaar dit aan haar te zeggen.
Anne Vegter 1958
uit: Het veerde Querido 1991
|