De Dokter en de Drinker Eens had mij mijn dokter geboden: Laat na het gebruik van den wijn, Van witten zowel als van rooden, 't Zal anders uw ondergang zijn. Ik moest het hem plechtig beloven, En 'k hield mij veel jaren kordaat; Maar eindlijk kwam Adam weêr boven, En 'k dronk weêr mijn vorigen maat Hoe heerlijk bekwam mij het eten, Wat sliep ik 's nachts lekker en goed En iedereen mag het wel weten, Ik voelde weer kracht in mijn bloed! Dood, hoor eens, men wou mij vertellen, Dat 't drinken mij doodlijk zou zijn, Kunt gij het niet buiten mij stellen, Hier zit ik en drink weder wijn. P.H.J. Visser Uit: Luimige gedichten. Leiden.Noothoven van Goor 1870 |