De grote boulevards
Parijs ontwaakt en rekt zich uit; de dag vangt aan. Zonovergoten boulevards schenkt zij haar lach, Net als de lanterfanters van een zonnig slag: Parijs begroet hen 's ochtends, laat hen 's avonds gaan. De werkman, uit zijn hok gedaald, neemt aan de bar Een matineus pierenverschrikkertje ter hand. Vervolgens gaat hij in de koetspoort zitten: daar Drinkt hij een kleintje koffie bij zijn ochtendkrant. Onder de zachte strelingen van voddenboer En vage luchten wordt de boulevard herboren; Zijn levensadem laat zich - loom en dof rumoer - Als 't lang en droevig mompelen van kielzog horen. Het is dit groots rumoer dat ons heeft ingebed: Aanprijzingen, lachsalvo's, kreten, klachten, snauwen, Koetsiersgekibbel en de lage stem van vrouwen, Fietshoorns en 't gillen als er iemand wordt geplet. Herneem je loop, gonzende massa die daar gaat, Trage flaneur en drukbezette winkeljongen, Verdoemde wandelaar, door Dante niet bezongen, Jij wandelende asfaltjood, slaaf van de straat. Waar laat je straks je moede ledematen rusten? Bij 't Ambigu, waar simpele cafeetjes zijn, Of bij de Madeleine, op een zijden kussen, Of ergens in een louche kroeg, benauwd en klein? De bars zijn boordevol. Het is weer borreltijd. De stoepen overstromen door de drinkershorden En peinzend zit de vrouw van lichte zeden bij Een leeg glas bier: ze kijkt en wil bekeken worden. Het is het kuise schaakspel dat de kroeg regeert, Het knechtje van de heer die op een dame zint, De bookmaker, het laffe luchtje van absint, De domme stinksigaar die de gezondheid deert. Het is een komen en een gaan in het café: De man die gretig naar de laatste nieuwtjes vist, Schoenmaker, schrijver, kunstluis, rijke, journalist: Men spoelt de maag - dat eet straks beter bij 't diner. Gegroet, o oude wallen van Parijs, waar net Als vroeger bomen staan, tot op de dag van heden; Al zijn ook je kanonnen aan de kant gezet, Het groene lover spreekt nog altijd van 't verleden. Parijs, die luxe vesting, houdt in bocht na bocht, Voorheen de stadswal, deze vampier in de tang: De Madeleine-Bastille, schitterend gedrocht. De Grote, Gouden Boulevards zijn haar gevang. Léo Claretie 1862 - 1924 Vertaling: Jos Versteegen Uit: De gifgroene muze. Absint in de literatuur. Uitgeverij Bas Lubberhuizen 2005 |