De Heer richt op zijn berg een maaltijd aan (lied 762) De Heer richt op zijn berg een maaltijd aan, van spijs en merg, van uitgelezen wijnen; van heind' en ver zal men aan tafel gaan, de Heer is gul en goed voor al de zijnen. Gezuiverd en belegen is de wijn, zo rood als bloed, gerijpt tot heil en zegen; op deze berg zal 't feestlijk toeven zijn, hier leidt de Heer ons heen langs alle wegen. Op deze berg neemt Hij de sluier weg waar alle volkeren mee zijn omwonden; de duisternis zal worden afgelegd, geheimen opgeklaard, boeien ontbonden. Wij treden aan het ontoeganklijk licht, wij volkeren, wij heidenen, wij mensen; wij zien het leven-zelf in het gezicht, God haalt ons thuis van achter alle grenzen. En Hij, het leven-zelf, verslindt de dood tot overwinning en van alle ogen wist Hij de tranen af. Het ochtendrood gaat stralend op, een opgang uit den hoge. Dit zeiden zijn profeten in zijn geest; de bankring van de dood zal zijn gebroken, de smaad van Israël wordt uitgewist; zo zal het gaan, want zo heeft Hij gesproken. Herdichting van Jesaja 25: 6-8. door Willem Barnard 1920 - 2010 |