Boek Piet Paaltjens                                   Piet Paaltjens  Dichter-dominee  1835 - 1894                             


Beginpagina

Jeugdjaren in Leeuwarden

Studententijd in Leiden

Predikant in Foudgum

Predikant in Den Helder

Predikant in Schiedam

Over Piet Paaltjens

Culinaire citaten

Gedichten over eten en drinken

Culinaire bloemlezing



Contact  
DE HOLLANDSCHE BOTER.

Een gelegenheidsversje.

Roem vrij, o vruchtbaar Zuiderland ,
Uw sap van malsche olijven !
Wij laten u de olijvenplant;
Laat ons de boter blijven !

Laat ons het keurig , geurig smout ,
Dat wij hier toebereiden !
Het is het vloeibaar balsemgoud
Van Hollands klaverweiden .

Het is de kracht van ' t grazig land ,
Tot melk en room geronnen ;
Het merg en sap van kruid en plant,
Op eigen grond gewonnen .

Ja , boter is de vrucht en bloom
Van ons velte beemden ,
Der weiden honig ; Hollands roem ,
Bij landgenoot en vreemden .

Wat wierd' er van ' s Lands nijverheid ,
Moest zij de boter derven ?
Dan zagen vlijt en koopbeleid
Haar schoonsten bloei versterven .

En wat ving' de eedle kookkunst aan ,
Bij braadpan , spit en oven ?
De vlugste kok had afgedaan ,
Moest hij met reuzel stoven .

Dat gaf een bitter droevig kwaad ,
Voor keukenmaagd en vrouwen .
Want, wie wist , zonder boter , raad ,
Om voegzaam huis te houên ?

Nu lijdt geen maaltijd ooit gemis ,
Bij minder man of rijken .
De boter mag op ' s Konings disch
En ' s huismans tafel prijken .

Zij prijkt er , zuivelblank van kleur ,
Of goudgeel als dukaten ;
En kruidt de spijzen , door haar geur ,
Waar vet noch reuzel baten .

Doch , wat in spijs en voorraadkas ,
Als eel worde uitgelezen ,
De boter van het eerste gras
Zij bovenal geprezen !

Zij is de kern van ' t jeugdig kruid ,
Waarop de velden roemen
Men proeft er ' t sap der grasscheut uit
En ' t zoet der weidebloemen .

Als , bij de komst der lieve Mei ,
De velden vrolijk bloeijen ,
Dan ziet men in de malsche wei ,
Een zee van bloemgoud gloeijen .

Die goudzee , die daar golft en ruischt ,
En duizend geuren wasemt,
Waarin de vlinder gonst en suist
En Zefir zachtkens asemt;

Die gondzee is de botervloed ,
Die van den hemel regent ,
Waarmee de Schepper , mild en goed ,
De landen tooit en zegent.

Bloei' dan , als kroon van ' t veldgewas ,
De boterbloem der weide !
Hem dank ik , die , van ' t eerste gras ,
Mij ' t êelst geschenk bereidde.

Dat hebt gij , waarde vriend ! gedaan .
Ei ! had ik beter klanken ,
Ik bood u schooner Meilied aan ,
Ten blijk van heusch bedanken.

Neem nu voor lief deez' rijmlarij ,
Mijn dankbaar hart ontvloten !
En heb mijn' heuschen groet er bij ,
Aan gade en huisgenooten !

J.B. Christemeijer  1784 - 1872
Uit: Hulstbloemen . Een zestal dichterlijke bijdragen van J. B. CHRISTEMEIJER , Te Schoonhoven , bij S. E. NOOTEN. 1837. Een boekske , 32 pag . groot , niet onbevallig uitgegeven en nederig Hulstbloemen genoemd.