De peren Aan Luitenant S., den jovialen Kompieskommandant Als 't bataljon ging uit marcheeren, Marcheerde Jopie mee, Ze droeg een mandje vol met peren, Ze droeg er soms wel twee. Zoodra de jongens rusten mochten, Was Jopie al present, En al de landweermannen kochten Een peertje voor een cent. Ze sleet ze aan het luitenantje, En aan den korporaal, Den ziekendrager, het sergeantje, Ze kochten allemaal! Ze bleef maar altijd mee marcheeren, Al brandde ook de zon, En Jopie die verkocht maar peren Aan het heele bataljon. De jongens mochten Jopie lijcn, Want Jopie mocht er zijn, De meesten vroegen tusschen beien: "Zeg Jopie, ga met mijn!" En Jopie liet zich gauw bepraten,- Ze had een week gemoed- En vaak kwam een van de soldaten Haar 's avonds tegemoet. Dan liep ze met het luitenantje, Dan met den korporaal, Den ziekendrager, het sergeantje,- Ze liep met allemaal! Ze mochten allen concurreeren En niemand die het won, Want ze sleet haar liefde als haar peren Aan het heele bataljon. Maar toen vertrokken de soldaten, En Jopie had verdriet, Met één had zij nog iets te praten Maar wie... dat wist ze niet. Ze zag de toekomst donker dreigen.... Daar floot, daar ging de trein, Ze overlegde bij d'r eigen, Wie of het toch kon zijn. Ze dacht eens aan het luitenantje, Den knappen korporaal? Den ziekendrager? het sergeantje- Ze dacht aan allemaal! Ze stond nog lang te prakkizeeren Aan 't einde van 't perron, Maar ze zat met de gebakken peren Van het heele bataljon. Dirk Witte 1885 - 1932 |