De dichter
De dichter is
alleen maar dorst en buik,
een tot den boorde berstensvolle kruik.
Hij gist en borrelt tot hij eindelijk barst
en in de droesem zinkt en tandenknarst.
Jenevertranen
Mijn ogen tranen
van
de drank,
Mijn hart huilt, maar het
wordt
geen klank.
Het is een zacht en zoet
verdriet
dat doorklinkt in dit
kleine
lied.
Gerard den
Brabander. 1900 - 1968
|