Die mooie verdorven dagen van weleer god schiep de hemel en op de zevende dag hing traag en loom en niet meer verliefd iedereen in het bos rond het bestaan stroomde over na de regen groeide op de paardenvijgen eekhoorntjesbrood en iedereen ging afzonderlijk eekhoorntjesbrood zoeken we namen het eekhoorntjesbrood mee terug wasten het, lieten het weken roosterden het op een vuurtje tot de sappen stroomden bakten het in boter met wat knoflook en peterselie voegden zachtgesmolten kaas toe en gerookte hamsnippers die sfeer behoort tot de mooie verdorven dagen van weleer een psychologische crisis comfortabel als een oude sofa, buitenissigheden bewaard in diverse soorten ziekelijke potten gedecoreerd met een vergeeld bloemenrandje van fijngeweven kant we openden een fles bordeaux uit '87 a capella maar nadat ook die van samenzwering was beschuldigd verloren we contact maar het buitenissige deel namen we als stilzwijgende overeenkomst mee Hsia Yü 1956 Vertaling: Sylvia Marijnissen Uit: Raster nummer 105, 2004 |