Dieuwertje Diekema (fragment) Dieuwertje Diekema staat te draaien in fil d'écosse en crêpe de chine, en menig man gaat naar de haaien die Dieuwertje Diekema heeft gezien. Dieuwertje Diekema heeft twee ogen, die zijn zo blauw als vlijmscherp staal. Geen sterveling heeft er zulke ogen van Rilland-Bath tot Stadskanaal. De kersen zijn rood in Kerk-Avezathe en de tomaten in Altena, maar roder dan kersen en tomaten is de mond van Dieuwertje Diekema. Dieuwertje Diekema spoelt de glazen achter de toonbank bij haar pa in het café De Laatste Ronde in Scheemda, Sneek of Wolvega. Er liep een schipper langs de kade, die schipper raakte glad van streek toen hij Dieuwertje zag glazen spoelen in Scheemda, Wolvega of Sneek. 's Morgens hoorde hij de koeien loeien in Beesterzwaag of in Oudega, en 's avonds liep hij langs de kade en hij zag Dieuwertje Diekema. Dieuwertjer vroeg wat of hij wou drinken, en er was een glimlach om haar mond: Oude of Jonge met of zonder, of Oranjebitter met een klont? - Ik heb Bols gedronken in Krasnapolsky en Lichte Angst in Astoria, maar liever wil ik schoon water drinken van de lippen van Dieuwertje Diekema. Kees Stip 1913 - 2001 Uit: Dieuwertje Diekema. L.J.C. Boucher, 's-Gravenhage, 1945 Dit is een parodie op het indertijd bekende gedicht 'Mária Lécina' van J.W.F. Werumeus Buning uit 1932 |