Donderdag Ik stak de sleutel in het slot en wrikte de deuren schuurden langs de drempel de kamer was verlicht, het bed verspreid op tafel stond een pot met soep de haverkoeken lagen op een bord en vet, geeloranje kaas en uien en augurken ik kon lopen door de kamer met een mond vol Schotse zalm aan tafel zitten bij de warmte van een vuur bekers vol met whisy kon ik drinken ik snijd het zware brood in dikke plakken en leg het op een plank met zoute boter met honing en met bittere marmelade in het midden van de kamer ga ik zitten op de oude stenen vloer wachtend op de honger en de kou Andrea Voigt 1968 uit: 'Tempel van Saturnus', 2004 Uitgeverij De Geus |