Drinken
Hoe ruimhartig ook verhandeld wijn is nooit genoeg. hij werd in de bomen gehangen heeft een gezicht, wijn, een hand als een tang, wordt uit woorden gewrongen sap van hun adem hij is een bron in de zee een oog in het hart. wat had u, wijn, willoze ontmaskerade, ieder wordt zichtbaar achter jouw glas onder jouw zoete stem. alsof je leven bent, vredesprofeet, en leven verdubbelt. onder de droge hallen van de wijngaard slapen de andere aardes nog. kreupele wijn met pitten beladen werpt al zijn stokken weg en het hek en stevent mij binnen en roept omhoog alsof hij god is onhoorbaar, alsof hij godweet wie, een ander mens die naar mij zoekt. Huub Oosterhuis. 1933 Uit: Om een bokaal vol wijn. 1967 Uitgeverij Van Lindonk. Amsterdam. Een bundel met 24 verzen van eigentijdse Nederlandse dichters, uitgegeven bij het 125 wijnjaar van Robbers & Van den Hoogen n.v., Arnhem. 1842-1967 |