Drinklied Herinner je het deftig dorp: de winterlucht een zieke,witbeslagen tong, de herfst vol stormend rood, gesmeerd boven melancholieke en ontuchtig naakte bomen; herinner je vooral de voorjaarshemel, blank als de wellustig strak gespannen rug van een volmaakte minnares, geboren uit de roes van drank en dromen. Denk aan de grote weg en aan de cataracten van 't verkeer, de groene grachten van de lanen en de poel van hier en daar een tuin; maar denk vooral ook aan de kolk van 't kruispunt met de kroegen, de kroegen van de hoogste tijd: de grote, waar geen mens voor zijn genoegen luistert naar het beschaafde strijkje, en de kleine, met het uitverkoren en verdoemde klootjesvolk. En o vergeet dan nooit de snelle eindeloze nachten, die wij, vrienden voor het leven, vrienden van de drank ook en nog, god weet, soms voor even, vrienden van de vrouwen, zwierven door het dorp, als lang notabelen en burgers sliepen en wij God voor het heerlijk en belazerd leven blasfemerend op het matje riepen. Ab Visser 1913-1982 Uit: Het klooster van Sint Jurriaan Pauwhofherinneringen A.W. Bruna & Zoon Utrecht/Antwerpen 1974
|