Drinklied
Drinken wij broeders, lang en diep, Laat ons de wereld snel vergeten; Wie is 't, die ons op aarde riep? Een dronken droom schijnt heel ons weten. Wij zochten onze hoofden moe, Wat toch de zin is van dit leven; Nu sluiten wij de vensters toe Om de een'ge vreugde ons gegeven. Al wat ons vroeger werd geschonken, Al wat ons eenmaal dierbaar was, Wordt lichtend in de roode vonken Die wij zien dansen in het glas. Wij vreezen geen vermoeid ontwaken, Die roes wordt tot een eeuwigheid, Een zalig vinden en verzaken, Een hemel om ons uitgebreid. Drinken wij tot den laatsten snik, Opdat het heil, dat wij verloren, Voor één onmeet'lijk oogenblik Uit diepe teugen wordt herboren. H.J.W.M. Keuls 1883-1968 Uit: De dorstige dichter omvattend een bescheiden verzameling gedichten en liederen uit nabij en ver verleden , handelende over den drank en zijn schenkplaats , over den dorstige en over de dorst v e r g a a r d door HAN. G. HOEKSTRA Uitgegeven door Bigot & van Rossum n.v. - Amsterdam 1939 |