DRONKEMANSVERDRIET Wij zaten in een drankslijterij en hadden een glas, of hoogstens een paar, genoten, Mijnheer Achiel, getrouwd, en ik, jonggezel, twee door 't leven bedrogen genooten. Wij hadden gesproken over kunst, over vrouwen, over Münchener en ander Belgisch bier, En zwegen nu als 't draaiorgel. Achiel zei nog: "Nu is alles zoals 't zijn moet hier." Na een lange poos -'t kon uren zijn- zag ik twee tranen symetrisch glippen Uit de ooghoeken van Achiel, langs de bedding van de kaken naar de lippen. En daar ik hem stom aankeek: "'k Vernam vanochtend dat mijn eerste lief stierf. Wat, zoudt ge gedacht hebben dat er nog zoveel sentimentaliteit in mijn traanklieren zat?" Wij zwegen. Het draaiorgel zette een lamento in, zoo triestig dat wij er om proestten, En een glas bestelden om de pijn in onze keel niet te laten roesten. Later heb ik, in gedrukte stemming, mijnheer Achiel naar huis gebracht. "Gij hebt", sprak hij tot afscheid, meewarig,"geen kind dat slaapt en geen vrouw die wacht." Reimond Herreman 1896 - 1971 De roos van Jericho Stols - Brussel & Maastricht 1931
|