Een veelvraat werd ik ...
Een veelvraat werd ik toen ik zonder eten krijgsdienst verrichtte en uitgehongerd was: ik maakte proviand van mijn kuras, malie na malie heb ik opgegeten. Niets stonk me in die omstandigheid te kras, maar gulziger dan varkens eikels vreten heb ik in ieder kledingstuk gebeten, totdat ik niets meer had, geen cent, geen jas. Ja toch, mijn halskraag trof ik nog in leven. Die heb ik opgedronken tot besluit en samen met mijn wambuis laten sneven. Mijn lans maakte helaas de vijand buit. En toen in na het maal moest overgeven, braakte ik mijn helm en houten schild weer uit. Cecco Angiolieri 1260 - 1312 Uit: Dolf Verspoor & Willem van Elden, Rauw op het lijf. Vrijgevochten verzen van Cecco Angiolieri en Meo dei Tolomei, Athenaeum - Polak & Van Gennep, Amsterdam 1972. |