Eerste Avondmaaltijd
Zij
zullen avondmalen, Hij
zegt, dat hij zal bidden, Rusten op den dwaal. Als een snikken en zingen Bidt hij voor 't avondmaal. Stil, door een kier der oogen, Ziet ze zijn gezicht Met de gesloten oogen, Sterk en licht. Hij stamelt over zijn handen, Vol geluk en nood, Om zegen voor zijn landen En huis en brood. Ze ziet ontroerd Gods zegen Dalen, vlinderlicht, En dankt, blij en verlegen: 't Brood glanst als zijn gezicht. Ze sluit (want hij zùcht: amen!) Haar oogen ...... zonder schroom Avondmalen zij samen Met brood en room. Willem de Mérode 1887-1939 Bron: Tusschen Ploeg en Sikkel verzen van het land. Bosch & Keuning, Baarn
|