De eerste korrel Eén graankorl, achteloos in een vruchtbre grond bedolven, Zien we, als een zwangre halm, ras op de luchtstroom golven, Hij schudt zijn vruchten af, rijpende in de grond, In halmen opslaan, waar eerst ruigte en heester stond: Dan duizendvoud herteeld en duizendvoud herboren, Doorgolft een gans gewest een gouden zee van koren: En 't land, eerst naakt en woest, nu rijk en mild gevoed! Dankt blij aan 't eerste korl zijn vrucht en overvloed. J.F. Helmers (1767-1813) |