Slager Wim van Beek is dood. Hij ligt
opgebaard in een zuivere deken en
moet weggereden in een dure koets.
Het is verdiend, hij wordt getrokken
door zeven zwarte paarden, de dieren
waar hij zoveel van hield dat zelfs
op zijn laatste reis het paard
voor hem moest zorgen op een wijze
waarop hij voor het paard zelf nooit.
Hij hakte het dode dier in stukken, tokkelde
manenvet van onder de manen, vermaalde
de hoeven, verkocht mij de haaspuntjes -
smolt op de tong, kletste zich lang en dienstbaar
aan de mensen weg en kookte worst
van de resten, dat vinden wij lekker, op.
F. Starik 1958 - 2018
Gedicht gemaakt na het overlijden van slager Wim van Beek in 2007. Hij
was paardenslager in de Utrechtse wijk Lombok en vooral beroemd om de
heerlijke paardenworst.