En voor den eten, 's middags, werd de zegen ... En voor den eten, 's middags, werd de zegen Gevraagd van 'Vader, die al 't leven voedt'. En die zoo trouw 'ons spijzigt met het goed'. Dat wij wèl 'van Zijn milde hand verkregen'. Hij gaf de zon, en, als't moest zijn, de regen; En deden we onze plicht met vroom gemoed, En leerden braaf en waren altijd zoet, Zou Hij ons leiden op al onze wegen. En vlak na 't bidden praatte je niet hard; 'T was of een heel fijn, een heel prachtig ding Rondom het eten over tafel hing; En dankbaar was ik dan met heel mijn hart, Dat we zoo prettig bij elkander zaten; Behalve 's Maandags, als we zuurkool aten. Adwaita. 1862 - 1919. Pseudoniem van J.A. Dèr Mouw Uit: Poëziebrevier. Gedichten voor ieder uur van de dag voor alle dagen van het jaar. Samenstellers: W. van Beusekom en J. van Staveren Uitgeverij De Fontein 1981 |